Aad de Haas

Adrianus Johannes (Aad) de Haas wordt op 30 december 1920 in Rotterdam geboren als zoon van Johannes Adrianus de Haas en Antonia Hendrika Kleisterlee. Aad is de oudste van vijf kinderen. De ouders van Aad gaven hun kinderen een streng katholieke opvoeding. In Rotterdam bezoekt Aad de lagere school en aansluitend de mulo.
fotoAdeHaas Al vroeg geeft hij blijk van tekentalent en het is zijn ideaal om naar de kunstacademie te gaan. Zijn vader, die vroeger eveneens artistieke aspiraties had, maar voor een zeker bestaan koos, vindt ook voor zijn oudste zoon een toekomst als kunstenaar te riskant. Van Aad wordt verwacht dat hij na het mulo-examen bij de gemeente Rotterdam gaat werken. Al na drie weken wordt hij door zijn nieuwe werkgever ontslagen en zijn ouders stemmen er mee in dat hij er voor kiest om kunstenaar te worden. In 1938 wordt Aad de Haas toegelaten tot de Rotterdamse Academie voor beeldende kunsten op basis van een twee jaar eerder gemaakt stripverhaal: De geschiedenis van een mannetje dat gewoon, zoals iedereen, leefde en doodging. Zo wordt hij ook al in een vroeg stadium geïnspireerd door bijbelse verhalen. De opleiding is over het algemeen behoudend, nogal autoritair en gericht op een naturalistische stijl. De opleiding is goed geweest aldus Aad, omdat ik mijn vrouw heb leren kennen, verder heb ik er niet veel geleerd. Tijdens de Academietijd maakt Aad de Haas werk dat duidelijk refereert aan de oorlogssituatie. Later wordt zijn werk in beslag genomen door de bezetter. Medio 1942 haalt Aad de Haas zijn diploma, waarna hij als vrij beeldend kunstenaar werkt in een atelier in de woning van zijn ouders. In september 1943 exposeert Aad de Haas zijn werk bij de galerie van Van Zanten. Bij de controle van de Kultuurkamer (opgericht 1942 door de Duitsers) wordt al het werk van Aad de Haas in beslag genomen. Aad de Haas wordt opgepakt en verblijft zes maanden in een politiecel. In maart 1944 wordt De Haas om onopgehelderde reden vrijgelaten, maar hij is verplicht zich te laten omscholen door de Duitse bezetter. Enkele maanden later trouwt hij met academiegenote Nel Koekman en zij duiken onder in Zuid-Limburg dat na vier weken al werd bevrijd. Via zijn vriend pater Mathot kopen zij een huis in het dorp Ingber. Door pater Mathot krijgt hij ook de opdracht de kerk van Wahlwiller te schilderen omdat de pastoor van Wahlwiller naarstig op zoek was naar een schilder. Aad de Haas schilderde de kerk van Wahlwiller in de periode 1946-1949. Een ware hetze is ontstaan over het schilderwerk van Aad de Haas in de St.Cunibertuskerk in Wahlwiller dat zover ging dat de kruiswegstaties op Goede Vrijdag 1949 op last van het Vaticaan uit de kerk moesten worden verwijderd. Aad de Haas heeft de kruiswegstaties zelf uit de kerk gedragen. De rehabilitatie kwam in 1981, toen zijn de kruiswegstaties met hulp van bisschop Gijssen van Roermond teruggekeerd. Aad de Haas is nog een aantal keren binnen Zuid-Limburg verhuisd. Op 20 maart 1972 maakt Aad overdag nog enkele ontwerpen voor een psychiatrische kliniek maar ‘s avonds wordt hij onwel. Hij raakt in coma en sterft in de vroege ochtend van 21 maart als gevolg van een hersenbloeding. Hij is 51 jaar oud geworden.

Foto: uit ‘Rehabilitatie van een omstreden kerk’ van Cor Betrand.
Het boekje is verkrijgbaar bij het kerkbestuur van de Sint Cunibertusparochie,Wahlwiller.